De Kempen, een kar die ratelt op de keien
18 Juni 2017 Virginie
Jan fietst voor ons langs mooie plekjes in Nederland en beschrijft wat hem daar opvalt.
Met ons vieren, mijn schoonzus, zwager, mijn vrouw en ik, fietsten we door de Brabantse Kempen. Mijn vrouw en ik hebben er jaren gewoond. Zoals zo vaak vergeet je de schoonheid die je altijd dicht bij huis had. Mijn schoonzus en zwager zijn een paar maanden hiervoor verhuisd vanuit de Franse Haute Savoie naar het Kempische Riethoven. Een wereld van verschil, een Nederlandse wereld die door ons herontdekt moest worden. Als Bourgondisch doel voor deze dag hadden we het terras bij de Achelse Kluis in het vizier. Bij de oprit naar het kloostercomplex schoot me een herinnering aan mijn kinderjaren te binnen.
Als manneke van een jaar of vier zat ik in de auto bij mijn vader op schoot. Een tante chauffeerde en mijn moeder en zussen deelden de achterbank. Zo toog de familie van tijd tot tijd door het land en soms ook door de Belgische Kempen. De Opel Kaptein met stuurversnelling zoefde onder regie van mijn stoere tante over de Belgische kasseien. Het ouderwetse rammelen was toen nog een gewone alledaagse ergernis voor Nederlanders op de Belgische routes.
Vanuit mijn positie had deze vierjarige een goed uitzicht en overzicht op de verkeerssituatie. Met een voortreffelijk drafje liet mijn tante de Opel over de kasseien dansen. Plotsklaps doemt er met een behoorlijke snelheid uit een stoffig zijpad een auto op. Geschrokken als ik was roep ik de aanstormende bestuurder het volgende toe: “Stoppen . . . . . .” en voeg er dan rondmondig en met overtuiging aan toe: “. . . . . LUL!!”
Onmiddellijk bevroor de sfeer in de auto. De stilte is messcherp. Gespannen wordt er door mijn zussen en mij gewacht op een vaderlijke terechtwijzing die zijn weerga niet zou kennen. Na enkele dodelijke seconden zegt mijn vader tegen mij: “Go, jongen, kende gij dieje mens?” Waarop mijn tante weer gas kan geven en de Nederlandse grens wordt gepasseerd.
Over zo’n straat ratelden we richting klooster de Achelse Kluis. Formeel is het de Sint-Benedictusabdij van Achel. De abdij met zijn prachtige tuinen en landerijen ligt op de grens Nederland/België. Traditioneel is deze abdij zelfvoorzienend. Door het brouwen van abdijbier en de verkoop daarvan onderhouden de bewoners in hun levensonderhoud. Het terras is een echte pleisterplaats. Tientallen fast en slow fietsers en autowandelaars strijken hier neer.
De abdij is niet opengesteld voor publiek. Dit is natuurlijk bedoeld om het brouwproces van het kostelijke vocht niet te verstoren. De terraszitters lieten zich de biertjes tenminste goed smaken.
Na het laven en lessen weer op de fiets door de Nederlands/Belgische Kempen. Prachtige vergezichten, lommerrijke bospaadjes en met dennenappels (mastenbollen voor Brabantse insiders) gelardeerde zandweggetjes kronkelden we weer richting Riethoven.
We passeerden het vroegere Eurostrand. Ooit een regionale trekpleister om een dagje strand te ervaren. En dat allemaal onder de rook van Valkenswaard en Dommelen. Nu is het een circuit waar nationale en internationale auto- en motorcross wedstrijden plaatsvinden. Via de Kempervennen, en de Malpievennen, twee heidegebieden met talloze vennetjes, kronkelden we huiswaarts.
Tijdens het fietsen kwam regelmatig de tekst van het liedje van Wim Sonneveld in mijn gedachten op. Inderdaad, een kar die ratelt op de keien. Een heerlijke belevenis en flashback anno 2017.
Zoek je een campingvakantie in de Kempen? Klik hier voor een overzicht.
Anderen lazen ook onze blogs over beleving, fietsen, Brabant, Kempen, verslag
Met ons vieren, mijn schoonzus, zwager, mijn vrouw en ik, fietsten we door de Brabantse Kempen. Mijn vrouw en ik hebben er jaren gewoond. Zoals zo vaak vergeet je de schoonheid die je altijd dicht bij huis had. Mijn schoonzus en zwager zijn een paar maanden hiervoor verhuisd vanuit de Franse Haute Savoie naar het Kempische Riethoven. Een wereld van verschil, een Nederlandse wereld die door ons herontdekt moest worden. Als Bourgondisch doel voor deze dag hadden we het terras bij de Achelse Kluis in het vizier. Bij de oprit naar het kloostercomplex schoot me een herinnering aan mijn kinderjaren te binnen.
Als manneke van een jaar of vier zat ik in de auto bij mijn vader op schoot. Een tante chauffeerde en mijn moeder en zussen deelden de achterbank. Zo toog de familie van tijd tot tijd door het land en soms ook door de Belgische Kempen. De Opel Kaptein met stuurversnelling zoefde onder regie van mijn stoere tante over de Belgische kasseien. Het ouderwetse rammelen was toen nog een gewone alledaagse ergernis voor Nederlanders op de Belgische routes.
Vanuit mijn positie had deze vierjarige een goed uitzicht en overzicht op de verkeerssituatie. Met een voortreffelijk drafje liet mijn tante de Opel over de kasseien dansen. Plotsklaps doemt er met een behoorlijke snelheid uit een stoffig zijpad een auto op. Geschrokken als ik was roep ik de aanstormende bestuurder het volgende toe: “Stoppen . . . . . .” en voeg er dan rondmondig en met overtuiging aan toe: “. . . . . LUL!!”
Onmiddellijk bevroor de sfeer in de auto. De stilte is messcherp. Gespannen wordt er door mijn zussen en mij gewacht op een vaderlijke terechtwijzing die zijn weerga niet zou kennen. Na enkele dodelijke seconden zegt mijn vader tegen mij: “Go, jongen, kende gij dieje mens?” Waarop mijn tante weer gas kan geven en de Nederlandse grens wordt gepasseerd.
Over zo’n straat ratelden we richting klooster de Achelse Kluis. Formeel is het de Sint-Benedictusabdij van Achel. De abdij met zijn prachtige tuinen en landerijen ligt op de grens Nederland/België. Traditioneel is deze abdij zelfvoorzienend. Door het brouwen van abdijbier en de verkoop daarvan onderhouden de bewoners in hun levensonderhoud. Het terras is een echte pleisterplaats. Tientallen fast en slow fietsers en autowandelaars strijken hier neer.
De abdij is niet opengesteld voor publiek. Dit is natuurlijk bedoeld om het brouwproces van het kostelijke vocht niet te verstoren. De terraszitters lieten zich de biertjes tenminste goed smaken.
Na het laven en lessen weer op de fiets door de Nederlands/Belgische Kempen. Prachtige vergezichten, lommerrijke bospaadjes en met dennenappels (mastenbollen voor Brabantse insiders) gelardeerde zandweggetjes kronkelden we weer richting Riethoven.
We passeerden het vroegere Eurostrand. Ooit een regionale trekpleister om een dagje strand te ervaren. En dat allemaal onder de rook van Valkenswaard en Dommelen. Nu is het een circuit waar nationale en internationale auto- en motorcross wedstrijden plaatsvinden. Via de Kempervennen, en de Malpievennen, twee heidegebieden met talloze vennetjes, kronkelden we huiswaarts.
Tijdens het fietsen kwam regelmatig de tekst van het liedje van Wim Sonneveld in mijn gedachten op. Inderdaad, een kar die ratelt op de keien. Een heerlijke belevenis en flashback anno 2017.
Zoek je een campingvakantie in de Kempen? Klik hier voor een overzicht.
Anderen lazen ook onze blogs over beleving, fietsen, Brabant, Kempen, verslag